Stel je een AI-systeem voor als een baby die de wereld leert kennen. Net zoals een baby leert door te zien, horen, voelen en doen, leert een AI ook door informatie te verwerken.
Hoe werkt dat leren dan?
- Data is de voeding:
- Een AI krijgt enorme hoeveelheden data te zien, net zoals een baby veel verschillende dingen ziet en hoort.
- Deze data kunnen afbeeldingen, teksten, geluiden of zelfs hele complexe gegevens zijn.
- Patronen ontdekken:
- De AI gaat op zoek naar patronen in deze data. Net zoals een baby leert dat een hond vier poten heeft en blaft, leert een AI dat bepaalde woorden vaak samen voorkomen in een zin.
- Voorbeelden en feedback:
- Net als een kind dat leert kleuren door naar een kleurboek te kijken, krijgt een AI voorbeelden te zien.
- Bijvoorbeeld: als je een AI wilt leren katten te herkennen, geef je hem heel veel foto’s van katten, maar ook van honden.
- De AI krijgt vervolgens feedback of hij het goed of fout had. Zo leert hij steeds beter.
- Aanpassen en verbeteren:
- Naarmate de AI meer data ziet en meer feedback krijgt, wordt hij steeds beter in het herkennen van patronen en het uitvoeren van taken.
- Dit proces heet ‘machine learning’.
Enkele voorbeelden van wat AI’s kunnen leren:
- Taal:
Een AI kan leren om te vertalen, teksten te schrijven of zelfs met mensen te praten. - Herkenning:
AI’s kunnen gezichten, objecten of zelfs ziektes herkennen op foto’s. - Voorspellen:
Ze kunnen voorspellen welk product je misschien wilt kopen of hoe het weer wordt.
Samengevat
Een AI leert dus door heel veel voorbeelden te zien, patronen te ontdekken en steeds beter te worden in het uitvoeren van taken. Het is een beetje zoals een computer die zichzelf leert programmeren!

