Vergelijk het met hoe mensen leren: wij verzamelen informatie, herkennen patronen en passen onze kennis toe in nieuwe situaties. AI doet eigenlijk hetzelfde, maar dan op een kunstmatige manier.
Stel je voor dat je een kind leert wat een kat is. Je laat verschillende foto’s zien en zegt steeds “dit is een kat”. Na een tijdje kan het kind zelf katten herkennen, ook als het een kat ziet die het nog nooit eerder heeft gezien.
AI werkt vergelijkbaar: het systeem krijgt veel voorbeelden te zien, leert daarvan de belangrijkste kenmerken en kan daarna zelfstandig nieuwe situaties beoordelen. Dit principe wordt toegepast in allerlei toepassingen die we dagelijks gebruiken, van gezichtsherkenning op je telefoon tot slimme zoekfuncties op internet.
Een AI-systeem gebruikt net als de mens vaak grote hoeveelheden gegevens (data) om te herkennen hoe dingen werken en leert hieruit om steeds beter te worden.
AI-systemen werken door gegevens te analyseren en patronen te herkennen. Ze gebruiken wiskundige modellen om voorspellingen te doen of beslissingen te nemen.
Een voorbeeld hiervan is spraakherkenning, waarbij een AI leert hoe woorden klinken en dit omzet naar tekst.
Kortom, kunstmatige intelligentie helpt ons om technologie slimmer en efficiënter te maken, waardoor we nieuwe mogelijkheden creëren voor de toekomst.